In de rubriek ECHTE VERHALEN interviewen we onderwijsprofessionals over hun ervaringen met ECHT Onderwijs. Zo ook bevlogen leerkrachten in opleiding die via ons zij-instromen in het onderwijs. Hoe kom je tot zo’n grote stap, hoe bevalt dat in de praktijk en wat zijn de dingen waar je dan tegenaan loopt? We vragen het Charlotte Sickler, trainee primair onderwijs bij ECHT.

Wie ben je en wat doe je?

“Ik ben Charlotte, 31 jaar oud, woon in Rotterdam samen met mijn vriendin en ik zit in het tweede jaar van mijn traineeship bij ECHT Onderwijs tot basisschoolleerkracht. Ik werk op twee totaal verschillende scholen, namelijk een binnenstadschool en een wat meer elitaire school. Ik vind het heel tof om zo deze beide kanten van het onderwijs te ervaren. Op de ene school doe ik nu de kleuters en ga ik na de vakantie naar een nog te bepalen groep, op de andere school bied ik onderwijsassistentie voor groep 6-7-8 en ga ik na de vakantie 2 dagen per week de instroomgroep kleuters doen. Van alles wat dus!”

Wat is je achtergrond?

“Ik heb in Amsterdam de opleidingen Theaterproducent en Productie Podiumkunsten gevolgd, waarna ik de afgelopen zeven jaar heb gewerkt als zelfstandig productieleider voor kleine theaters en theatergroepen, waaronder theater Walhalla in Rotterdam. Gaandeweg begon het te kriebelen om iets nieuws erbij te doen. Toen ben ik begonnen met een premaster Cultural Economics & Entrepreneurship, waarvoor ik onder andere stage liep bij de unit internationaal cultuurbeleid van Buitenlandse Zaken. Al snel realiseerde ik me, ‘Deze kant moet ik helemáál niet op gaan’, haha! Ik vond het vet saai, wat je doet is helemaal niet concreet en het is niet duidelijk waarom je doet wat je doet, de organisatie beweegt zich traag en je krijgt geen directe feedback. Toen besefte ik me, ik moet iets doen wat een directe reactie uitlokt. Dat is theaterproductie natuurlijk wel; je móet er zijn, want het publiek komt sowieso. Nu zie ik ook goed de vergelijking met voor de klas staan. De leerlingen zitten er tenslotte ook ongeacht hoe of wat.”

Waarom ben je het onderwijs in gegaan?

“Mijn moeder is docent op een middelbare school, dus werken in het onderwijs is geen ver-van-m’n-bed-show, maar ik kan niet zeggen dat het na de middelbare school in m’n hoofd opkwam om leerkracht te worden. Ik denk dat het imago van het beroep toen niet echt paste bij wat ik wilde; de pabo is niet per se de meest coole opleiding om te gaan doen. Toen ik studeerde in Amsterdam ben ik ernaast gaan werken als overblijfjuf en begeleidde ik scouting-achtige zomerkampen, en daar werd ik héél blij van! Ik denk dat het toen voor me ging spelen, het idee van misschien ooit juf worden. De jaren erna hoorde ik steeds meer ervaringen van zij-instromers. Een jaar voor corona werkte ik drie dagen in de week en ging ik er serieus over nadenken. Ik dacht, ‘Ik ben jong, ik wil iets ernaast, en waarom dan niet juf worden?’. Ik heb nog wel even gekeken naar andere opties zoals de zorg, maar ik sprak een meisje die juist vanuit de zorg naar het onderwijs wilde omdat ze preventief impact wilde maken in plaats van achteraf. Die opmerking zette me aan het denken en trok me over de streep. Je bent in het onderwijs in positieve zin bezig met kinderen, wat ik leuker vind dan ze achteraf met bepaalde problematiek helpen. Online vond ik ECHT Onderwijs en dat leek me eigenlijk meteen heel leuk, en ik dacht, ik ga het gewoon doen!”

Waarom heb je voor het basisonderwijs gekozen?

“Ik vind het leuk dat je in het basisonderwijs één vaste groep hebt. Je brengt zoveel tijd met de kinderen door, en de band die je daar mee opbouwt, dát vind ik het allerleukste aan dit werk. Dat je echt de tijd voor ze hebt, in plaats van dat je steeds andere klassen voor je neus hebt.”

Hoe bevalt het zij-instromen in de praktijk?

“Nu heb ik het heel erg naar m’n zin, maar het begin was moeizaam. Het gevoel bij de school waar ik werd voorgesteld was goed; de directeur nam echt de tijd voor me, we hebben wel een uur gepraat, dat vond ik echt bijzonder. Maar toen kreeg ik corona en kon ik pas later van start gaan. Op dat moment bleek dat ik niet echt een klik had met mijn praktijkbegeleider. We waren qua persoonlijkheden en manier van werken gewoon geen match. Toen heb ik wel bij mezelf gedacht, ‘Als dit het onderwijs is, dan weet ik niet zo goed of ik dit wel leuk vind’. Na veel gesprekken met alle betrokkenen ben ik naar een andere groep gegaan, waar ik bij een juf-en-meester-duo terechtkwam. Nou, dat was een warm bad! Zij zeiden ‘Ga maar, doe maar, zeg wat je wil, maak fouten!’. Daardoor schoot mijn zelfvertrouwen omhoog. Ik ontdekte dat het leuk mag zijn in de klas, dat je een grapje mag maken, en dat was zo fijn.”

“Het tweede half jaar van het traineeship was zwaar, want ik moest door het ziek zijn veel inhalen. Michiel heeft me als talentmanager toen echt supergoed begeleid. Dat vind ik de meerwaarde van ECHT Onderwijs - het is zó fijn dat je iemand hebt die er voor je is als je een vraag hebt, die buiten de school staat, waar je mee kunt sparren, aan wie je kunt vragen ‘Is het normaal hoe dit gaat?’. Je weet zoveel nog niet, en dan voelt het heel goed dat je op een onafhankelijk iemand van ‘buiten’ kunt terugvallen die geen belang heeft bij wat het antwoord moet zijn. Kortom, toen het tegenviel heeft Michiel me er supergoed doorheen geholpen.”

Is het onderwijs wat je ervan had verwacht?

“Ja en nee, ha! Er komen zóveel dingen op je af. Bij de start was ik misschien een beetje arrogant, want ik dacht, ‘Hoe moeilijk kan het zijn?’. Als we met de hele klas moeten eten, dan gaan we toch gewoon met z’n allen eten? Maar dan loop je al snel genoeg tegen dingen aan. Je moet zoveel dingen expliciet zeggen en tegelijkertijd onbewust uitstralen. Ik denk dat het niet per se aan de les zelf ligt of je een goede leraar bent ja of nee, maar aan de subtiele tussenmomenten. Hoe knoop je iets aan elkaar, wat straal je uit, welke sfeer zet je neer?”

Komt je eerder opgedane kennis en expertise van pas voor de klas en zo ja, hoe?

“Ha, mensen denken dat ik goed dramalessen kan geven, maar wat ze niet weten is dat je als productieleider vooral bezig bent met financiën en planning in plaats van theaterles geven. Ik ken natuurlijk wel veel verhalen en daardoor ben ik ook een makkelijke verteller. Verbeelding gaat heel makkelijk bij mij, dus spelend leren met de kleuters vind ik fantastisch. Laatst zei iemand tegen me, ‘Als jij met iemand speelt zie jij ook écht de monsters’, en dat is zo. Die verbeelding helpt, maar tegelijkertijd is dat ook m’n valkuil. Ik ga zo mee in het leuke spel, dat ik soms denk, ‘Shit, ik ben wel de juf, ik moet wel de doelstellingen van de les bewaken’, haha!”

Waar ben je tot nu toe het meest trots op?

“Ik denk op het feit dat ik heb ontdekt dat je mij prima ‘s ochtends kan bellen met de vraag om in te vallen, en dat ik dan denk ‘Tof, gaan we doen!’. Het afgelopen half jaar heb ik dat veel gedaan, waardoor ik niet alleen een goed beeld heb van alle klassen en de verschillen in dynamiek, maar ook inmiddels de hele school ken. ‘Hé juf Charlotte!’ hoor ik dan als ik langsloop. Veel collega’s vinden invallen niet fijn, maar dat snelle schakelen, snel verbindingen maken en weinig voorbereidingstijd hebben om m’n verhaal op orde te krijgen werkt voor mij juist supergoed. Daar zie ik ook wel de link met de theaterwereld. Natuurlijk bereid ik het goed voor en zorg ik dat ik een uur van tevoren op school ben, maar ik denk dat dit zelfs beter voor mij werkt dan lange voorbereiding. Dan ga ik veel te veel op in hoe iets precies moet, zoveel minuten voor dit onderdeel, etcetera etcetera. Terwijl ik met weinig tijd juist veel meer vertrouw op m’n kennis en m’n talent om een verhaal over te brengen. Als dat dan goed gaat krijg ik zoveel energie! Sowieso ben ik vaak fysiek moe, maar mentaal heel erg opgeladen. Ik durf wel te zeggen dat ik ‘s avonds met meer energie naar huis ga dan wanneer ik er ‘s ochtends heen ga. Dan ben ik zielsgelukkig; ‘Kom maar op!’ denk ik steeds weer.”

 

Ik durf wel te zeggen dat ik ‘s avonds met meer energie naar huis ga dan wanneer ik er ‘s ochtends heen ga

 

 

Waar kijk je het meest naar uit?

“Het halen van m’n diploma en salarisverhoging, haha! Ik zou het ook heel leuk vinden om m’n eigen klas in te kunnen richten. Dat mag ik straks gaan doen met mijn instroomgroep van kleuters die ‘de Olifanten’ gaat heten, dus ik ben nu al overal olifantjes in allerlei vormen en maten aan het inslaan. Gewoon lekker m’n eigen draai aan dingen geven, daar heb ik zin in. Soms denk ik dat ik het liefst ooit fulltime m’n eigen groep wil hebben, terwijl ik op andere dagen denk, ‘Jeetje, 5 dagen lang met dezelfde kinderen is ook wel erg veel’. Ik ben altijd zzp’er geweest en ben gewend aan meerdere projecten tegelijk, dus het zit wel in m’n hoofd om het onderwijs en theaterproductie te combineren. Het kan elkaar denk ik ook heel erg versterken; in beide werelden neem je iets van de andere mee. Ik denk dat ik dan ook met nog meer frisse inspiratie voor de klas kan staan.”

Wat wil je anderen die zich oriënteren op het onderwijs als tip geven?

“Hmm, dat vind ik een lastige. Ik denk: probeer verschillende dingen uit, maar wees vooral trouw aan jezelf. Er zijn zoveel verschillende onderwijsvisies, de een wat traditioneler, de ander innovatiever. Waar jij het misschien niet zo erg vindt het als er iemand op z’n stoel gaat staan, vindt een ander vindt dat onacceptabel. Het daarover hebben met elkaar en kijken wat je van een ander kan leren zónder af te wijken van je eigen gevoel en wat jij leuk vindt, dat is de kunst. De stemming in het basisonderwijs kan soms wat negatief zijn, dat vond ik heel erg wennen, want in de theaterwereld zeurt niemand; the show must go on. Maar laat je daardoor niet uit het veld slaan en ga er niet in mee. Je leert er mee omgaan en onderaan de streep vind ik de momenten met de kinderen het allerleukste, dáár doe je het echt voor.”